Manden vlechten van papier

Manden van papier vlecht je op bijna dezelfde wijze als manden van wilgentenen. Voor deze manden gebruik je echter rolletjes papier. De vele laagjes papier maken verrassend sterke manden.


Nodig:

-Papier, bij voorkeur hergebruikt papier zoals krantenpapier. In een mand van 15 cm kruipen al gauw 6 (dunne) krantjes.

-Schaar

-Lijmstift en eventueel wat plakband

-Satéstokje

-Stukje ijzerdraad of andere binder

-Eventueel een vorm om je te helpen de juiste vorm mand te maken

-Gewicht om de bodem vast te houden wanneer je in de hoogte werkt 

-Enkele elastiekjes

Werkwijze:

1. Leg de kranten geopend op elkaar Verwijder eventuele nietjes.

Knip de kranten van korte zijde tot korte zijde in drie gelijke, lange stukken. Je hebt nu lange repen papier.

2. Rol de repen met behulp van het satéstokje schuin op tot lange, smalle kegels van ongeveer 1 cm diameter. Lijm de laatste rand vast met de lijmstift zodat de kegels niet meer openrollen.

Maak er zoveel je kan.

3. Vervolgens maken we de steunbalkjes van je mand (het basisgeraamte). Deze balkjes gaan van de bovenkant van je mand naar onder, door de bodem naar de andere kant en vervolgens weer naar boven. Ze moeten dan aan elke kant nog zo'n 30 cm uitsteken. Voor een mand van 15 cm diameter en 15 cm hoog, hebben we dus steunbalkjes nodig van 105 cm (30+15+15+15+30 cm). Je maakt deze steunbalkjes door het gewenste aantal kegeltjes (die je net gerold hebt) in elkaar te schuiven tot een lange stok. De kegeltjes schuiven diep in elkaar, dus je moet er misschien meer gebruiken dan je verwacht. Maar het is juist daardoor, dat de de mand zeer sterk wordt. Lijm of plak de kegeltjes een beetje aan elkaar vast zodat ze niet meer loskomen.

Maak zo 4 lange steunbalkjes van gelijke lengte. 

4. Leg deze steunbalkjes als een stervorm op elkaar. Maak ze in het midden stevig vast met een binder. Wanneer de mand klaar is, zullen we de binder weer verwijderen.

5. Schuif nu opnieuw 3 kegeltjes in elkaar. Plak ze niet vast. Doe dit 2 x. Dit zijn je vlechtstroken.

6. Leg de vlechtstroken met hun smalste punt (ten minste 6 cm) langs een steunbalkje. Hou dit stevig vast. Kruis ze nu en breng 1 strook boven en 1 strook onder de volgende steunbalk. De stroken moeten mooi bovenop elkaar liggen. 

Kruis opnieuw en breng opnieuw boven en onder de volgende steunbalk. 

Vlecht zo verder. Vlecht daarbij de startpunten van de vlechtstroken mee vast wanneer je ze tegen komt.

Wanneer de vlechtstroken half gevlochten zijn, schuif je steeds een nieuw kegeltje in. 

7. De bodem wordt zo steeds groter. Wanneer je vindt dat de bodem groot genoeg is, plaats je een steunvorm of gewicht op de bodem. 

Plooi de steunbalken naar boven en bind ze losjes (rond de steunvorm of omhoog aan elkaar) met een elastiekje. 

Vlecht nu verder, maar leg de vlechtstroken steeds voor en achter de steunbalken. Werk de rand mooi recht omhoog (of in welke vorm je ook wenst).

8. Wanneer de mand hoog genoeg is, steek de vlechtstroken dan vast in het vlechtwerk.

9. Duw de rand stevig aan. Vouw de steunbalken nu één voor één naar links (of in dezelfde richting als het vlechten) en steek ze steeds achter de volgende steunbalk (i.e. aan de binnenkant van de mand dus). Doe dit voor alle steunbalken. Wanneer je bij de laatste komt, is de volgende steunbalk natuurlijk al weggestoken. Hier moet je dus wat "prutsen" om de laatste steunbalk op zijn plaats te krijgen achter de volgende.

"Pruts" zo verder en steek alle steunbalken nog een paar keer vast zoals jou stevig lijkt.

Knip tot slot de overschot zorgvuldig af.